Swing

In het algemeen wordt met het swingtijdperk de periode genoemd voor de komst van de Bebop, die ontstond in de jaren veertig. Specifieker is het ook de tijd na de New Orleans-periode.

De economische crisis vlak voor 1930 betekende het einde voor veel New Orleans-orkesten. In Kansas City zag de burgemeester niets in het drankverbod (of hij kreeg voorstellen die hij niet kon weigeren) waardoor naast de misdaad het uitgaansleven opbloeide. Hiermee was Kansas City een belangrijke ontmoetingsplaats geworden voor musici. Solisten en in grotere zalen zelfs complete bands namen het tot diep in nacht tegen elkaar op. Wellicht kon het laten klinken van muziek op de steeds meer aanwezige radio en grammofoonspelers andere musici en publiek informeren over ontwikkelingen van de jazz zodat de veranderingen minder regiospecifiek werden.

Swing kenmerkt zich door een ritme dat minder sleept en meer ‘hupst’ of ‘springt’ in doorgaans twee momenten per maat; een zwaar moment op de eerste tel en een licht moment op de tweede, idem op de derde en vierde tel. Door dit op een energieke en meestal toch lichte manier te spelen ontstaat een ritme dat dansbaar is en ‘in de benen kruipt’ (aanzet tot dansen of bewegen op de muziek). In deze tijd vinden we dan ook veel dans- en showorkesten. Solisten en arrangement geven de muziek meer verhaal, de ritmesectie blijft voornamelijk bijdragen aan de basis van het arrangement.

Harmonisch werden de arrangementen ingewikkelder en dit had ook gevolgen voor de solo’s.

Bands groeiden naar bigbands van 10 tot 20 musici (Chick Webb, Benny Carter, Jimmy Lunceford, Count Basie). De ritmesectie bleef onaangepast,maar de blazers werden groepsgewijs georganiseerd. Een in een aantrekkelijk arrangement verpakt thema werd gevolgd door solisten. Soms werden ook zangers ingezet uit een variant op de bluestraditie, de zogenaamde blues-shouters. Duke Ellington ontwikkelde van pianist tot bandleider, componist en arrangeur. Met musici als saxofonist Ben Webster en trompettist Cootie Williams in zijn band kon hij arrangeren op specifieke eigenschappen van de solisten. Ellington merkte de jonge bassist Jimmy Blanton op die ook de voor de bassist eerste bevrijdende stappen naar de bebop zette.

Ook kleinere combo’s blijken het goed te kunnen doen, zoals de samenwerking van zangeres Billie Holiday met Teddy Wilson. Ondanks dat jazz populair gemeengoed van het Amerikaanse en Europese publiek geworden was en er meer orkesten met zowel zwarte als blanke musici ontstonden bleef in de uitgaanswereld de rassenscheiding echter nog steeds bestaan. Klarinettist Benny Goodman gebruikte voor zijn kleinere bezetting naast de blanke drummerGene Krupa de zwarte vibrafonist Lionel Hampton en pianist Teddy Wilson en ook gitarist Charlie Christian (zie ook bij bebop). Ook in grotere orkesten bleek hij het geen probleem te vinden belangrijke optredens te doen met gemengde orkesten. Door zijn bekendheid werd dit mogelijk. Billie Holiday maakte een aantal opnamen van Strange Fruit.

In Europa valt Django Reinhardt op door zijn innovatieve stijl.

Tot na de Tweede Wereldoorlog vierde de Swing hoogtij. Na het ontstaan van de bebop in de jaren 40 bleef de swing bestaan en is tot op de dag van vandaag niet meer weggeweest. In Nederland werd op 5 mei 1945 de Dutch Swing College Band opgericht. Later volgden onder meer de Down Town Jazz band, New Orleans Syncopators en de Dixieland Pipers.

bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Jazz