In contrast met de cooljazz ontstond in het midden van de jaren vijftig de Hard Bop (ook wel Hard Bop Regression genoemd). Doordat de cooljazz aan de westkust van de V.S. enorm aansloeg (West Coast Jazz), vooral in Los Angeles alwaar de filmstudio’s waren gevestigd, hadden de jazzmuzikanten in New York weinig werk. Daarom gingen zij ertoe over een nieuwe, extraverte jazzstijl te introduceren die vol emotie was. De akkoordenschema’s werden eenvoudiger, veelal bluesschema’s, en het stuwende ritme werd weer belangrijk (waaronder het shuffle-ritme). Een link werd gelegd met de Gospelmuziek, alhoewel Hard Bop nooit in de kerk werd uitgevoerd. Dit is terug te vinden in de titels van echte Hard Bop nummers als Moanin, The Preacher en The Sermon.
De jaren vijftig en zestig zijn de jaren van de grootste populariteit van de Hardbop, maar de musici zijn populair gebleven tot op de dag van vandaag. Nat Hentoff schrijft in de liner notes voor de Blakey Columbia LP met dezelfde naam uit 1957, dat de term “hard bop” is bedacht door author-critic-pianist John Mehegan, jazzrecensent van de New York Herald Tribune in die tijd.
Soul jazz ontwikkelde uit de hard bop.
Belangrijke muzikanten in de Hard Bop zijn onder anderen Art Blakey en zijn Jazz Messengers, Horace Silver, Clifford Brown, Miles Davis, John Coltrane, Cannonball Adderley, Sonny Stitt, Donald Byrd, Sonny Clark, Lou Donaldson, Kenny Drew, Benny Golson, Dexter Gordon, Joe Henderson, Andrew Hill, Freddie Hubbard, Jackie McLean, Charles Mingus, Blue Mitchell, Hank Mobley, Thelonious Monk, Lee Morgan, en Sonny Rollins.