Bebop

In het begin van de jaren veertig begonnen muzikanten te zoeken naar een stijl waarmee de solo’s minder beperkt werden en er meer dynamiek mogelijk was. Zij vonden de ‘oude stijl’ te beperkt voor hun muzikale kunnen. Gitarist Charlie Christian speelt harmonisch gecompliceerder dan in de swingtijd gebruikelijk, de pianist Thelonious Monk zoekt manieren om harmonie en ritme te versterken die nog niet bij iedereen aansluiting vinden (de muziek van Monk werd ook wel zombie-muziek genoemd). De aftrap wordt met name gegeven met trompettist Dizzy Gillespie en saxofonist Charlie Parker.

Door het ontbreken van opnamen in de eerste helft van de jaren veertig (een frictie tussen de industrie en de muziekvakbond) hebben we geen goed beeld van wat er in die tijd heeft plaatsgevonden. Merkwaardig genoeg zijn er geen of weinig interviews gemaakt met musici of opnametechnici uit die tijd over deze verandering.

De oplossing werd gevonden in de verandering van het ritme en de verrijking van harmonie. Het ritme werd niet meer tweeledig (zwaar-licht) gespeeld maar werd vierledig en kreeg een stromend karakter. Ritmische accenten konden hierdoor vrijer worden geplaatst zonder het ritme te verstoren. Harmonie werd krachtiger door dwingendere samenklanken en thema’s te gebruiken. Daarmee ontstonden meer muzikale mogelijkheden en kon er meer worden ‘uitgepakt’. Dat werd nog versterkt omdat het dansbare karakter van de swingmuziek werd losgelaten, waardoor de muziek op zichzelf kwam te staan. De vroege bebop klinkt meestal energiek en virtuoos en soms wat grillig.

In Europa, door de oorlog verstoken van de ontwikkelingen is gitarist Django Reinhardt een van de eersten die de bebop oppakt.

Eind jaren veertig werden ook Cubaanse elementen in de Bebop opgenomen.

De term “bebop” is een zogenaamde onomatopee oftewel een klanknabootsing. Een veelvuldig toegepaste rif in de Bebop is be-bop-be-bop waarbij de -be- de hoogste klank is. Hieraan dankt de muziekstijl waarschijnlijk zijn naam.

De podiumact is nu ook grilliger; petten en zonnebrillen en sikjes. De galante jaren 30-stijl wordt vervangen door eigenzinnigheid. De kleine ensembles blijken wendbaarder en sneller dan de grote dansorkesten en daarmee minstens zo spectaculair. De vaardigheden (produceren van tempo en harmonie) nodig voor het spelen van bebop zijn hoger dan in de swingtijd en dat gold ook voor het begripsvermogen van het publiek. De zwarte bevolking gaat het beter af, maar in het blanke publiek zijn in de beginjaren van bebop maar weinig liefhebbers te vinden. Een deel zal afzwaaien naar de jive en de rock–’n–roll die niet lang daarna ontstaan uit de in het midden van de jaren 40 erg populaire Harlem Jump van de zwarte rhythm- en bluesorkesten (zoals Eddie Vinson) en de blanke Western Swing.

bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Jazz